Zondag 18 juni 2017
Na een onderbreking van bijna twee maanden gaan we weer verder waar we in April gebleven zijn: Blauberg. Een wandeling van ruim 20 kilometer voor de boeg. Het belooft een prachtige en lekker warme dag te worden. Iets na 11:00 uur lopen we Blauberg uit via een asfaltweg met aan de ene kant een geurende ligusterhaag en aan de andere kant een fris groen weiland.
Enigszins verlepte blauwe ballonnen zwaaien ons uit, terwijl nog even in het boekje wordt nagelezen wat we kunnen verwachten.
Al snel verlaten we de asfaltweg en verruilen het open landschap voor een zandweg tussen bomen.
Het zonnetje schijnt al dusdanig fel dat we het geen enkel probleem vinden om in de schaduw te lopen. De verwachting voor vandaag is toch wel zo’n 28 graden Celsius, alhoewel de meningen verschillen over wolkjes in de ochtend of de middag. Het is iets meer dan 4 kilometer naar de abdij van Averbode, waar we onze lunch gepland hebben.
Na ruim 2 kilometer loopt het pad over een stuk open terrein met aan weerszijden een vennetje. Het heeft een tijd niet geregend, anders zou het hier waarschijnlijk natter zijn geweest. Het pad is in ieder geval kurkdroog.
Na deze droge oversteek duikt het pad weer een bosrijk gedeelte in waar vrouwshoge varens groeien.
Even voor half een bereiken we de Abdij van Averbode. Het is een vrij groot en ommuurd complex. We zien de toren al over de ommuring uitsteken. De abdij van de vorige lunchplek vonden we nogal een toeristisch horeca gebeuren. Hopelijk is het hier wat gemoedelijker. We lopen een groot bijgebouw door en komen op de binnenplaats met in de verte de abdij en rechts voor ons het terras van de horeca uitspanning. Niet zo druk als de vorige keer, maar toch wel erg commercieel. We vinden een tafel met wat schaduw en bekijken de kaart. De lunchgerechten zijn simpele variaties op abdijbier met abdijbrood en abdijkaas en vlees. We maken een keuze, maar de bediening is tamelijk stug tot enigszins bot te noemen. Na het opnemen van de bestelling (ik neem zelf een biertje en brood met kaas) moet er ook direct betaald worden, wat ons bijna brutaal wordt medegedeeld. Ik denk niet dat het personeel in de abdij woont.
Na de lunch die simpel, maar niet verkeerd was, brengen we een bezoekje aan de abdij zelf. Net als bij de vorige abdij komen we, via een oude toegangspoort, op een grote open binnenplaats. Behalve fraaie gebouwen rondom en een mooie grote kerk, vormt het centrum van de binnenplaats een grote, maar zeer ondiepe, vijver. John en ik staan aan het verste eind van de vijver en kunnen makkelijk met onze wandelschoenen in het water staan. Nog geen 2 centimeter diep!
We lopen om de vijver heen naar de kathedraal. Het is een fraaie lichte barokke kerk. Terwijl Eva een kaarsje gaat opsteken (daar lijkt het tenminste op), ga ik weer naar buiten. Ik vind de ene kerk al snel gelijk aan de andere. John slentert nog binnen en Marion zit al buiten op een bankje.
Vlak voor de kerk heeft een jongeman net zijn schoenen uitgetrokken en op blote voeten nog geen twee stappen in (of op) het water gezet of uit een van de bijgebouwen klinkt een vermanend geroep van een stevige vrouw uit een deuropening. Terug naar de kant jij, roept ze. Het moet een dagtaak voor haar zijn op een zomerse zondag als nu.
We verlaten de abdij en vervolgen ons pad. Aan het eind van een recht pad tegenover de abdij is een lange trap met een neogotische kapel bovenaan: de kroningskapel. Eenmaal boven gekomen, loopt onze wandeling aan de andere kant weer verder. Was er aan de voorzijde een lange (luie) trap om ons omhoog te begeleiden, aan de achterkant moeten we zelf maar zien. Redelijke steil gaat het over een zanderig pad naar beneden.
Het pad loopt eerst nog ruim 1 kilometer door het dorpje Averbode zelf. Op een plein passeren we een oorlogsmonument waar gelijk de 1e en 2e wereldoorlog wordt herdacht. Wel zo efficiënt.
Het pad slingert zich door een bosrijk gebied, om plotseling en onverwacht uit te komen bij een visvijver waar in bijna religieuze contemplatie (visserslatijn voor volkomen leeghoofdigheid) mannen onder paraplu’s met lege blikken naar hun hengel kijken. Bijna op kousenvoeten lopen we langs de vijver om geen spelbreker te zijn.
Het volgende gedeelte van de wandeling loopt door een drassig landschap dat alleen als het niet recentelijk geregend heeft te betreden is; de Dremerbroeken. Eerder hebben we hoge varens gehad, nu lopen we door heuphoog gras. Bij mij kriebelt het na verloop van tijd aan alle kanten.
Nadat we een tijdje door het hoge gras gelopen hebben, komen we bij een spoorlijn. Het pad loopt vlak langs de rails. Ik geloof dat dit in Nederland niet zo snel op deze manier zal voorkomen. In gedachten hoor ik de omroeper op het station al omroepen dat er vertraging is wegens ‘een aanrijding met een persoon’. We steken het spoor bij station Zichem (mag ook Sichem) over.
We lopen nog een eindje evenwijdig aan de andere kant van het spoor. Het pad buigt van het spoor af en over industriële brug steken we een watertje over. Aan de overzijde staat een bank waar we even gaan zitten en wat (krijtjes)drop eten. Dat betekent voor mij het einde van een vulling in een van mijn voortanden die teveel druk krijgt en er uit valt. Anderhalve dag later zal er weer een nieuwe inzitten.
We lopen zo’n 2 kilometer door open terrein, lekker warm, en besluiten een bezoekje aan Scherpenheuvel te brengen. Scherpenheuvel staat bekend om zijn kerk, het eerste barokke bouwwerk in de lage landen en om zijn ijssalon. Vanwege de grote bomen om het kerkgebouw, wel lekker koel, krijgen we geen goed overzicht om een mooie foto te maken. De ijssalon blijkt alleen vanille ijsbolletjes met verschillende garneringen te serveren; we laten het ons toch lekker smaken. Op Eva na nemen we in ieder geval aardbeien als garnering.
Na de ijspret gaan we weer terug naar ons pad. Het voert ons door agrarisch gebied. Weilanden en akkerbouw.
We passeren een weiland met wat merries met veulens. Ik ben geen expert, maar ze lijken mij nog tamelijk jong.
Afwisselend zien we aardappelen, wortelen en ander gewas om ons in de velden staan. Voor het eerst zien we dat het landschap begint te glooien. We verlaten het vlakke Vlaanderenland.
De fotografen blijven tot vervelens toe kiekjes schieten, maar wat heb je aan een landschap zonder menselijke maat?
Het is mooi om te zien, dat glooiende landschap, maar na 20 kilometer wel vermoeiend om doorheen te lopen. Vlak voor onze eindbestemming, een parkeerplaats op een industrieterrein net buiten Diest, verlaten we het glooiende landschap door een afdalende holle weg bestraat met kasseien.
Eenmaal bij de auto lekker de wandelschoenen uit en terug naar ons beginpunt. We sluiten de dag, verrassend, af met een maaltijd bij brasserie De Verlossing in Blauberg. Lekker eten in een gemoedelijk originele omgeving, al zou je dat aan de buitenkant niet zeggen. Ze hebben alleen (nog) geen internetsite.