Kaapverdië Dag 4: Beklimming van de vulkaan “Pico do Fogo” [Fogo].

Vannacht sliep ik alleen op een kamer en dat was maar goed ook. Geen idee wat er onder de vloer van mijn kamer is aangelegd, maar ik kon een kwart van de stenen tegelvloer met mijn blote voeten niet betreden omdat de tegels te heet waren! Daardoor was het in de hele kamer bijna ondraaglijk warm. Midden in de nacht heb ik het raam boven mijn bed en de voordeur tegen elkaar opengezet, maar het gaf nauwelijks verlichting. Vanochtend om 5 uur ontbijt en om 6 uur op stap naar de vulkaan. Een aantal van ons heeft besloten om, na de intensieve klim van gisteren, niet mee te gaan. Een heel verstandige beslissing.

Het eerste stuk na het dorp gaat over een asvlakte met hier en daar wat boompjes.

Behalve de boompjes hebben de bewoners van het dorp hier ook verschillende planten in de bodem gezet. De zon komt op en werpt de schaduw van de vulkaan op de achtergelegen kraterwand.

Het volgende stuk van de klim gaat zigzaggend over de lava as tot aan een rotsachtig gedeelte. Deze rotstrook loopt voor meerdere honderden meters als een rib tussen de lava as eromheen omhoog. Alhoewel makkelijker begaanbaar dan de mulle lava as, is het wel veel meer klauterwerk.

Eenmaal aan het eind van de klauterpartij, hebben we een prachtig uitzicht over de grote krater beneden ons. Inmiddels begin ik serieus last van mijn dieptevrees te krijgen en voel me in het geheel niet op mijn gemak. We moeten nog zo’n 100 meter klauteren over een inmiddels toch wel stijl geworden stuk van de vulkaan. Ik berg mijn kamera op en concentreer mij op de vierkante meters om mij heen en de voeten van mijn voorganger. Ik probeer de lege ruimte om mij heen te negeren. Eenmaal boven staan we op een 4 meter brede rand met aan de ene kant de schuine helling naar de bodem achter ons en aan de andere kant de kraterwand van de vulkaan zelf die een paar honderd meter loodrecht naar beneden gaat. Ik kan niet genieten van al deze lege ruimte om ons en kijk niet verder dan een paar meter om mij heen.

De afdaling gaat via de andere kant van de vulkaan, dus moeten we eerst 20 meter over een schuin stuk rots omhoog klauteren, om daarna over een smal pad aan de binnenkant van de kraterwand naar de andere kant te lopen. Een bepaald gedeelte is zo smal en steil dat er een touw aan de wand hangt om je aan vast te houden. We bereiken de andere kant van de krater en klimmen omhoog de wand uit om weer aan de buitenkant van de vulkaan te komen. Nu ontvouwt zich de diepte naar de vallei beneden weer. Het nadeel van afdalen is dat je steeds die diepte voor je ziet. Bij het stijgen was ik steeds in de achterhoede, eigenlijk wilde ik helemaal niet naar boven! Nu bij het dalen kleef ik pal achter de gids om maar zo snel mogelijk naar beneden te komen. Het eerste deel gaat moeizaam en ik zie op tegen het feit dat we straks een deel van de afdaling skiënd door de as moeten. We komen bij het deel waar de rotsen plaatsmaken voor de aslaag. Ver beneden ons zien we de stofwolken van twee andere klimmers al die bezig zijn met het skiën over de as. Opeens raast er een groepslid al skiënd over de as naar beneden en probeer ik hem na te doen. Het gaat wonderbaarlijk makkelijk en snel. De angst geeft vleugels en met gemak skie ik op met wandelschoenen door de aslaag in rap tempo naar beneden. Mijn schoenen vullen zich met kleine asdeeltjes, maar dat geeft niet en halen we er beneden wel weer uit. Je moet wel opletten om niet in de stofwolken van een voorganger terecht te komen.

Eenmaal beneden moeten we nog zo’n 200 meter dalen naar het dorp. Dit gaat voornamelijk over een licht glooiende aslaag.

We lopen door een woestijn landschap waar zich voor de groep een kleine zandhoos ontwikkelt.
Het landschap doet nu en dan surrealistisch aan.

We lunchen die middag rond 15:00 uur bij het hotel, waarna we met de busjes naar de hoofdstad São Philipe. We eten die avond in het restaurant “Tropical”.