Dag 23 – Andasibe National Park -> Ankanin’ny Nofy.

Vrijdag – 2 december 2016

Geen zin om nat te worden, maar geen probleem om zat te worden.

Vandaag nog vóór zonsopgang rond 4:30 uur gewekt door de roep van de Indri’s. Ze zijn deze keer niet ver van de Lodge want het klinkt veel dichterbij dan gisterenochtend. Ik blijf nog in bed liggen, dit is me te vroeg.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
Als de zon opkomt hangt er een nevel boven het regenwoud waar de Lodge over uitkijkt.
We vertrekken om 7:00 uur en het is ongeveer vier uur rijden naar de Lodge waar we ook zullen lunchen. Als we vertrekken is de lucht blauw en schijnt de zon. We verlaten langzaam maar zeker de heuvels en dalen af naar de kust.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
In dit gebied groeit de reizigersboom volop. Er zijn complete wouden van deze bomen.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
We stoppen onderweg in een dorpje om onze benen te strekken en foto’s te maken of fruit te kopen. De zon schijnt volop en het is lekker heet. Er ligt voldoende fruit in de stalletjes uitgestald. Sommige stalletjes verkopen ook de enorme vruchten bekend onder de naam Jack Fruit of Nangka.
Na een pauze van 20 minuten vertrekken we weer. Het laatste uur moet de bus over een zandweg met veel kuilen. Alhoewel de afstand maar 10 kilometer is, duurt het dus een uur om deze weg af te rijden.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
Aan het eind van de zandweg komen we aan de oevers van een meer. Hier zullen we de bus voor één dag achterlaten en met een bootje naar onze Lodge voor vannacht varen. Een tochtje van ongeveer een uur. De Lodge ligt aan de andere kant van het meer op een klein schiereiland. Nadat onze tassen zijn overgeladen in de boot stappen wij in en beginnen aan de overtocht. Caroline had ons gewaarschuwd dat je, zittend in de boot, behoorlijk nat kunt worden van het opspattende water. Het is middag en het waait intussen stevig op het water. De boot vaart tegen de wind in. Wij zitten op twee banken die tegen de zijkanten van de boot zijn geplaatst. Doordat we tegen de wind en de golven invaren, spat het water aan beide kanten tegen de boeg en worden vooral degenen die vooraan zitten behoorlijk nat. Een aantal van ons doet regenponcho’s of jassen aan. Ik zit ook vooraan en voel regelmatig het water tegen mijn gezicht spatten. Dat vind ik te gek. Het is prachtig weer buiten met een stralend zonnetje en wij zitten hier onder een afdak in poncho’s gewikkeld. Ik besluit naar voren bij de boeg weg onder het afdak in het zonnetje te gaan zitten. Hier heb ik minder last van de spetters. Ik zit heerlijk volop in de wind en de zon; de volgende dag zitten er blaren op mijn hoofd. Af en toe kijk ik achterom de boot in naar het reisgezelschap gewikkeld in poncho’s.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
Na een uur varen bereiken we het eiland. Het ligt in de luwte, nauwelijks enige wind en hartstikke heet. Het lukt mij niet om rustig op blote voeten door het zand te lopen. De meren in dit gedeelte van Madagascar liggen pal achter de kust in het noordoosten. De Indische Oceaan is hier te ruw om met kleine bootjes te bevaren. In het begin van de 20e eeuw hebben de Fransen (Madagascar was ooit een kolonie van Frankrijk) de meren met kanalen verbonden om zo scheepvaart mogelijk te maken. Inmiddels verzanden veel van deze kanalen uit gebrek aan onderhoud of ze groeien helemaal dicht met Waterhyacint.

(klik op de foto om deze beter te kunnen zien)
Ik maak wat foto’s van de omgeving van het eiland. Dicht bij de oever staat Olifantsoren en Mangrove. Een aantal van de reisgenoten ligt op hun rug in het ondiepe  (zoete) water.
Ik drink zelfgemaakte rum en schijn erg leuk te zijn aan tafel tijdens ons avondmaal.
Die avond zijn er veel bliksemontladingen in de verte rondom ons, maar geen regen en ook geen donder.