Dag 4: Een nog kariger overnachting

Vandaag staat er een wandeling gepland naar een ander gasthuis omdat de wandeling te lang is om weer naar ons “eigen” gasthuis terug te lopen. Hassan vraagt ons naast de dagrugzak nog wat spulletjes voor de nacht (slaapzak en handdoek) apart in te pakken. Deze spullen worden dan vervoerd naar ons tijdelijke gasthuis.

We vertrekken weer rond acht uur en stappen in twee verschillende busjes.

We rijden naar het eind van de vallei tot het laatste dorpje; ik zit in de witte auto. De geasfalteerde weg door de vallei en ook over de pas om in de vallei te komen, is pas vijfentwintig jaar geleden aangelegd. Daarvoor lag de vallei dus nog behoorlijk geïsoleerd. Zelfs nu is het laatste deel van de weg naar het dorpje niet geasfalteerd. We stappen uit en maken ons gereed voor een klim van ongeveer zeshonderd meter.

De klim is niet moeilijk of steil, maar gaat wel gestadig omhoog. We pauzeren even met de gebruikelijke nootjes.

Uiteindelijk bereiken we ons doel en zijn we dichter bij de sneeuw dan ooit.

Voor ons ligt een uitgestrekte vallei met een meer. In de verte loopt een herder met schapen. Wij pauzeren hier zo’n vijfenveertig minuten. Het meer ligt op een hoogte van 2560 meter. Een aantal van ons loopt naar de rand van het meer waar het zeer drassig en zompig is.

Hassan vraagt of we hier boven willen lunchen of een stuk terug omlaag in de schaduw van enkele bomen. Wij kiezen voor het laatste en lopen een heel eind terug voordat we de eerste bomen weer tegenkomen.

Terwijl onze kok de lunch voorbereid proberen wij een zitplaats op de stenen in de schaduw (of de zon) te vinden. Inmiddels zijn er wat wolken ontstaan en begint onze lunchplek een tochtplek voor een aantrekkende frisse wind te worden. Sommigen verruilen hun zitplaats in de schaduw voor een zonniger plekje.

Na de lunch dalen we verder af richting het dal.

Het laatste stukje afdalen naar een riviertje blijkt steil en lastig vanwege de losse steentjes. Niemand glijdt uit of rolt weg.

Het laatste deel van de wandeling gaat weer door het dal en de boomgaarden. De populieren (de rechte stammen worden gebruikt voor de daken van de huizen) staan nog als kale stokken in het landschap.

We bereiken ons tijdelijke gasthuis voor vannacht. Er is een grote veranda aan de voorkant waar we op de door de zon opgewarmde stenen kunnen zitten. Onze onfortuinlijke reisgenoot met de gebroken heup zit al op ons te wachten. Dit gasthuis vind ik nog Spartaanser dan ons eigen gasthuis. Er liggen in de gemeenschappelijke ruimte geen kleden op de stenen vloer, wat het nog kouder maakt. Er zijn ook hier wat problemen met de douches, maar ik kan uiteindelijk lekker warm douchen.